Maarten Ducrot

Op zich is wielrennen geen moeilijke sport. 180 magere mannetjes stappen op een fietsje en wie het eerste aankomt in een vooraf afgesproken plaats, wint. Wie dat drie weken lang het beste doet, wint het eindklassement. Om de boel nog wat eenvoudiger te maken trekken ze diegene een trui aan in een felle kleur. Een kind kan de was doen.

Maarten Ducrot niet. Hij begrijpt er niks van. En dat geldt niet alleen voor wielrennen. Volgens mij begrijpt Maarten nergens wat van. Kan hij over alles verbaasd zijn. Het moet allemaal heel erg vermoeiend zijn voor z’n vrouw: elke dag bij het ontbijt iemand aantreffen die zich zit te verbazen over een korreltje hagelslag en een pot pindakaas het achtste wereldwonder vindt; dat gaat op den duur op je zenuwen werken. Dat kan niet anders.

Het is niet zo dat Maarten het niet wil begrijpen. Om het menselijk brein wat beter te kunnen begrijpen, is hij, voor hij wielrenner werd, zelfs aan een studie psychologie begonnen aan de universiteit van Utrecht. Nadat Ducrot dagelijks teksten als: ‘Jongens, jongens toch…, die Freud zit daar even ondersteboven op z’n sofa een hele theorie uit te denken. Kijk dan, hij zit gewoon te lachen’ (medestudenten wijzend op een foto van een lachende Freud) door de collegebanken schalde, schijnen ze hem in Utrecht heel snel een bul opgestuurd te hebben.

Na z’n actieve carrière als wielrenner kon hij met die bul op zak mooi een eigen adviesbureau beginnen. Weer zo’n mysterie van het leven, dat er mensen zijn die Maarten Ducrot op televisie commentaar horen geven bij een wielerwedstrijd en daarna nog steeds denken dat een advies van deze raaskallende idioot wel eens goed uit zou kunnen pakken voor hun bedrijfje.

Maar goed, daar kan ik mee leven. Het zijn niet mijn bedrijfjes. Het is echter wel mijn televisie waar ik als wielerliefhebber gewoon zonder ergernis de Tour de France op wil volgen. Met het geluid aan.

Het is godgeklaagd dat deze simpele wens niet ingewilligd kan worden omdat de NOS eens te meer niet in staat is gebleken medewerkers met verstand van zaken in te huren. Het hoofd personeelszaken bij de NOS moet een konijn zijn. Een konijn met het syndroom van Down. Dat is de enige verklaring. Alleen een konijn met het syndroom van Down stuurt het duo Maarten&Herbert op pad om verslag te doen van ’s werelds belangrijkste wielerevenement.

Godzijdank is er nog een ander land op deze wereld waar de helft van de bevolking een soort Nederlands spreekt, en daar hebben ze het personeelsbeleid wel gewoon aan een mens overgelaten aan. Toegegeven, dat is dan wel een Belg, maar dat blijkt nog altijd een stuk beter te werken dan een konijn met het syndroom van Down.

Zo vertellen de Belgische commentatoren maar zo de juiste naam als er een renner van boven in beeld wordt genomen. Het duo Maarten&Herbert pakt dat heel anders aan. Herbert kijkt wat voor pakje de renner aanheeft, noemt een willekeurige renner van die ploeg en is er dan van overtuigd dat het ook daadwerkelijk die renner is.

Maarten kopt deze waardeloze voorzet met liefde meters hoog over het doel: ‘Naja…, ongehoord…Net zat-ie nog achterin het peloton te harken en nu loopt-ie op kop te stoempen. Dat kan toch niet!’ Nee Maarten, dat kan ook niet. Het is iemand anders. Vraag maar even aan die Belgische meneer iets verderop in het commentaarhok, die weet wel om wie het gaat. Godver!

Om het Nederlandse volk af te leiden van zoveel onkunde vertelt Herbert dan maar wat over een gek Frans kasteeltje: ‘Maarten, wist je dat de Koning van Biafra vroeger z’n vakantie vierde in de rechtertoren van dit kasteel?’

De Koning van Biafra, dat was de bijnaam die de renners hem gaven toen Maarten Ducrot zelf nog wielrenner was. Volgens de overlevering was dat omdat Maarten zo dun was. Ik denk dat het was omdat die Koning van Biafra ook geen flikker van wielrennen begreep.

30 reacties op “Maarten Ducrot”